Intern verslag 89a

Oriënterend onderzoek Oude Hulst (Zuidwal)


Naar aanleiding van eerder uitgevoerd archeologisch onderzoek (project DBZN) is in juli 2002 oriënterend archiefonderzoek ingesteld naar de middeleeuwse bebouwing aan de Oude Hulst (het terrein van de voormalige drukkerij Zuidwal 58). Dit onderzoek, dat later zal worden voortgezet, heeft de volgende voorlopige resultaten opgeleverd.

Het complex: de breedte van de percelen

Onmiddellijk ten Oosten van de nog bestaande Refugie van de abdij van Sint-Geertruid te Leuven (Sint-Jorisstraat 33-35) stond het zogeheten Massereelshuis. In de cijnsregisters wordt als breedte opgegeven 38 voet, dit wil zeggen ongeveer 10,75 meter. Het was dus een betrekkelijk smal perceel.
Onmiddellijk hiernaast bevond zich de Molensteeg, die leidde naar een molen op de stadsmuur. Hiernaast lag een veel breder perceel, 240 voet - dus ongeveer 68 meter - breed.
Naast laatstgenoemd perceel lag een grondstuk van 92 1/2 voet, ruim 26 meter. Het betrof de kavel van het huis de Baexe poort.
Tellen we deze afmetingen bij elkaar op, dan bedraagt de breedte in totaal ongeveer 105 meter. We komen dan uit bij de tegenwoordige Bandsche poort.

Enkele ontwikkelingen

De genoemde drie erven zijn in 1618 in handen gekomen van de Duitse Orde, die er hun tevoren in Vught gelegen commanderij in gevestigd heeft. Het meest westelijke, het Masereelshuis, werd door Floris Massereel, priester en commandeur van de Duitse Orde, aan deze Orde vermaakt. Hij stierf op 29 april 1608. Het middelste perceel werd op 11 april 1600 door de executeurs-testamentair van Wouter Schellens Dirksz. overgedragen aan de molenaar Anthonis Lambertsz. Clooth, die kort daarvoor, op 11 maart 1600, al het meest oostelijke perceel had verworven, en wel van Gerard Arndsz. van Doerne. Beide laatstgenoemde percelen werden op 5 januari 1618 overgedragen aan Werner Huyn van Amstenrade, ambtman te Bruggen en maarschalk van Gulik, die ze waarschijnlijk verkregen heeft als stroman voor de Duitse Orde. De Orde had hiermee een forse aaneengesloten kavel verkregen waarop zij ook nieuwbouw gepleegd heeft.1

Wat de voorgeschiedenis betreft, heeft het onderzoek vooralsnog, met de nodige restricties, het volgende opgeleverd:

I. het Massereelshuis

Dit complex werd in 1458 omschreven als een huis, erf en tuin in de Oudehuls tussen een steeg aan de ene zijde en kamers of erf van Gerrit van Eyck aan de andere zijde. Er behoorde ook een beemdje buiten de muur toe, gelegen tussen de genoemde steeg en een erf van Jan Monix. Op 15 maart 1458 van genoemd jaar gaf Gerrit Petersz. van Eyck dit complex in erfelijke pacht aan zijn zwager Klaas Spierinc voor de hertogcijns en voor 38 pond jaarlijks aan genoemde Gerrit.2 Deze cijns werd op 29
1.Zie A.F.O. van Sasse van Ysselt, De voorname huizen en gebouwen van 's-Hertogenbosch, dl. I ('s-Hertogenbosch 1910) 412-420.
2.Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Rechterlijk archief, Bosch' protocol (hierna aan te duiden als R) 1228, f. 286v: eundi et redeundi ab hereditate reliqua dicti Gerardi per pratulum predictum usque ad aquam ibidem fluentem Gerardus de Eyck, filius quondain Petri de Eyck, domum, aream et ortum, sitos in Buscoducis in vico dicto die Audehuls inter stegam seu viculum ibidem tendentem ex uno et inter cameras seu herediratem reliquam dicti Gerardi de Eyck ex alio, tendentes a dicto vico ad murum opidi de Buscoducis; atque pratulum situm ibidem extra murum predictum inter dictam stegam seu viculum ex uno
augustus 1472 door Gerrit overgedragen aan Meus, Peterke en Anthonis, kinderen van genoemde, inmiddels overleden Klaas Spierinc.1 Op 10 mei 1483 droegen Meus en Anthonis elk een derde deel van het complex over aan hun zuster Peterke. De omschrijving luidde toen: 'huis, erf, tuin en daaraan buiten de stadsmuur van 's-Hertogenbosch gelegen kamp, gelegen in 's-Hertogenbosch ter plaatse geheten de Oude Huls tussen openbare straten aan de ene zijde en het ene eind en tussen erven van Gerrit van Eyck aan de andere zijde, strekkende met het overige eind aan het water aldaar stromend'.2
Peterke huwde met Herbert van Oy, hun beider dochter Ulanda van Oy op haar beurt met Hendrik Jansz. Massereel.3 Deze laatste verkocht op 11 juli 1531 een cijns uit 'huizen, erven en tuinen en lege erven daar wederzijds aanliggende (...) tussen de openbare straat aan de ene en tussen erf van de abt of het klooster van Sint-Geertruid in Leuven aan de andere zijde, strekkende van de openbare straat tot de stadsmuur van 's-Hertogenbosch; eveneens hiertoe uit zekere beemd gelegen aldaar buiten de genoemde stadsmuur, aldaar tussen erf van genoemde abt of klooster van Sint-Geertruid aan de ene zijde en tussen zekere steeg aldaar zich buiten de genoemde stadmuur uitstrekkend aan de andere zijde, strekkende van de reeds genoemde muur tot aan de Dieze aldaar stromend'.4
De latere geschiedenis is te lezen in De voorname huizen en gebouwen van Van Sasse van Ysse1t.

II. Het erf van Roelof van Grave

Opmerkelijk is dat het hertogelijk cijnsregister van 1520 dit perceel omschrijft als 'Roelof van Grave van het erf van Hendrik Otters van 240 voet 27 penningen'.6 Het moet hierbij om een oude vermelding zijn gegaan; we komen van Grave tegen in bronnen van vóór 1400 en uit het eerste kwart van de vijftiende eeuw. De ontwikkeling van dit perceel is nog verre van duidelijk. Vrij zeker lijkt dat er in de tweede helft van de vijftiende eeuw negen kamers op stonden. Hendrik Gielisz. Hoesdens verkocht op 8 juli 1468 een cijns van 4 pond uit het complex en een maand later nog eens 2 pond.7 In laatstgenoemde akte wordt gesproken van negen kameren naast elkaar, gelegen in de Huls tussen erf van Goiart de Leeuw en de openbare straat, strekkende van de stadsmuur tot aan de openbare straat.8 Met de eerstgenoemde straat zal de hiervóór al genoemde Molensteeg bedoelt zijn tussen het latere
 et inter hereditarem Iohannis Monix ex alio, tendentem a dicto vico ad aquam ibidem fluentem, salvo dicto Gerardo pleno iure, ut dicebat, simul cum iure dicto Gerardo competente in quibuscumque litteris mentionem inde facientibus, dedit ad hereditarium censum Nycolao Spierinc, suo sororio, ab eodem hereditarie iure habendos et possidendos pro censu fundi exinde prius e iure solvendo, ut dicebat, dando et solvendo ab anno hereditarie terminis solutionis et locis? ad hoc debitis et consuetis; atque pro hereditario censu trigintaocto librarum monete, dando et solvendo sibi ab anno hereditarie Pasche et pro primo solutionis termino a Pasche proxime futuro ultra annum ---. Datum supra (= XV marcii, quarta post Letare).
1.R 1241, f 376v-377.
2.R 1252, f 136-137: domo, area, orto ac campo sibi retro extra murum opidi de Buscoducis adiacente, sitis in Buscoducis ad locum dictum den Auden huls inter communes vicos ex uno et fine uno et inter hereditates Gerardi de Eyck ex alio, tendente cum rehquo fine ad aquam ibidem fluentem.
3.Van Sasse van Ysselt, a.w., 413.
4.R 1314, f 218v-219: de et ex domibus, areis et ortis ac vacuis hereditatibus sibi mutuo coadiacentibus, sitis in Buscoducis ad locum dictum aenden Alden huls inter communem communem! plateam ex uno et inter hereditatem abbatis seu monasterii sancte Geertrudis in Lovanio ex alio, tendentibus a communi platea ad murum dicti opidi de Buscoducis; item adhuc ex quodam prato sito ibidem extra dictum murum eiusdem opidi ibidem inter hereditatem dicti abbatis seu monasterii sancte Geertrudis ex uno er inter quendam viculum ibidem extra dictum murum protensum ex alio, tendentibus a iamdicto muro usque ad Dyesam ibidem currentem.
5.Van Sasse van Ysselt, a.w., 412-415.
6.ARA Brussel, Rekenkamers 45067, f 67: Rodolphus de Gravia de area Henrici Otters de IIc XL pedatis
 XXVII d.
7.R 1237, f 196 en R 1237, f 279v (1468 augustus 9?). Zie over deze cijnzen ook R 1260, f 123v (1490 oktober 18).
8.novem cameris contigue sibi invicem coadiacentibus, sitis in Buscoducis ad locum dictum den Huls inter hereditatem Godefridi die Lu ex uno er inter communem viculum ibidem ex alio, tendentibus a muro opidi de Buscoducis ad communem vicum ibidem.
Massereelshujs en het hier behandelde erf.
Op 30 mei 1492 droegen Jan Adriaan Petersz. en zijn vrouw Dirkske weduwe van Hendrik Heusdens het vruchtgebruik van Dirkse in 6 kameren en een leeg erf tussen de Molensteeg en erf van wijlen Dirk de Leeuw, nu zijn erfgenamen, over aan de dochters van Dirkske en Hendrik. Deze droegen het complex vervolgens over aan Jan Vleminck.1 Deze laatste droeg de kamers en het erf op 5 maart 1496 over aan zijn broer Mathijs.2 Er waren dus inmiddels drie kameren verdwenen.
Een eeuw later, op 11 april 1600, werd gesproken van twee huysen voor aen de strate neffens den andere, met vier cameren oft wooninghen dyen zydelinge aenliggende, henne erffven ende hoff daertoe behoirende, staende in d'eynde van St. Jorisstraet ter plaete genoempt den Ouden Huls tussen de erven eertijts Gerarts van Doern, nu Anthonis Lambertss. Cloot ter eenre ende tussen den erve heere Floris Massereel, presbyter, commandeur tot Vucht, een gemeyn straeten geheyten de Molenstege tussen beyde liggende, ter andere zyde, streckende voor van de gemeyn straet achterwaerts tot deser stads walle toe.3

III. Het huis de Baexe poort

Op 10 mei 1454 vielen Goiart Dirksz. de Leeuw bij een erfdeling een huis en erf en twee kameren en hoven binnen en buiten de stadsmuur ten deel.4 Op 3 december 1468 verkocht Goiart een cijns van 9 pond 'uit huis en erf en tuin van genoemde Goiart, gelegen in 's-Hertogenbosch ter plaatse geheten Auden Huls tussen erf van Hendrik Hoesdens en zekere andere geburen aan de ene zijde en tussen erf van andere geburen aldaar aan de andere zijde'.5 In het cijnsregister van 1520 wordt de weduwe van Goiart nog als cijnsplichtig aangeduid; in een schepenakte van 7 november 1526 is echter sprake van den coep van den huyse staende aenden Auden Huls gecocht bij Jans van Baex.6

Voorlopige conclusie

Het is dus duidelijk dat in de tweede helft van de vijftiende en de eerste helft van de zestiende eeuw zowel aan de west- als aan de oostkant van het totale complex (I, II en III) een huis heeft gestaan: aan de westzijde het Massereelhuis en aan de oostzijde het huis de Baexe poort. Waarschijnlijk is het van deze beide huizen dat resten bij de opgraving DBZN zijn aangetroffen.
Op het middendeel stonden negen en later zes woningen. Mogelijk werd deze bebouwing voorafgegaan door het grote huis waarvan bij de opgraving fundamenten zijn aangetroffen. Wellicht was dit het huis van Roelof van Grave en daarvoor van zijn vader, de Bossche schepen Iwijn van Grave. Dit zal nader onderzoek moeten uitwijzen.
Interessant is tot slot het feit dat er zich in de hier behandelde periode buiten de stadsmuur nog een beemdje of kampje lag, waarlangs zich een straat bevond die zich uitstrekte tot aan de Dieze. Er zal zich dus een doorgang van enige omvang in de stadsmuur hebben bevonden.
1.R 1261, f 269v-270: sex cameris et vacua hereditate dicta een ledige hofstad sibi interiacente dicti quondam Henrici Huesdens, nunc eius heredum, sitis in Buscoducis prope locum dictum den Audenhuls inter quandem stegam dictam die Moelenstege ex uno et inter hereditatem olim Theoderici die Lu, nunc eius heredum, ex alio, tendentibus a communi platea retrorsum usque ad murum opidi de Buscoducis.
2.R 1265, f 149v.
3.Van Sasse van Ysselt, a.w., 415.
4.R 1224, f 70.
5.R 1238, f 7v: de et ex domo et area ac orto dicti Godefridi, sitis in Buscoducis ad locum dictum Auden huls inter hereditatem Henrici dicti Hoesdens et quorundam aliorum ibidem ex uno et inter hereditatem aliorum vicinorum ibidem ex alio. Zie ook R 1244, f 111-111v. (16 augustus 1475), waarbij deze cijns wordt overgedragen aan de Bossche Heilige-Geesttafel.
6.R 1307, f 55-58. Zie ook Van Sasse van Ysselt, a.w., 415-416.

Martin W.J. de Bruijn, Utrecht, juli 2002